woensdag 14 mei 2014

De grens

Noem mij een steen, ik ben een van de vele.
Klein als de volgende, samen een muur.
Noem mij een steen, je zult mij niet breken.
Geblakerd maar hard kom ik uit het vuur.

Hier ligt de grens tussen wat je al nam
en van mij nog moest nemen, dit is mijn thuis.
Hier hield ik stand, stond ik schouder aan schouder.
Hier riep ik halt. Nee, ik schreeuwde het uit.
Toen het viel uit de wolken, zich boorde door daken
in schokgolven straten door rolde en suisde.

Noem mij een stad, neem mijn klei in je knuisten
Kneed met je vuisten bruggen en lanen.
Noem mij een stad en werp me omver,
ik voeg mij weer samen en stapel de dagen.


(in opdracht voor herdenking bombardement 14 mei, Rotterdam)

zondag 4 mei 2014

Nog steeds

Ik weet niet of het een rijstveld was,
een kamp, het strand of elders
waar jij in de stilte trad.
Noch de kleur van je stem
of wie die je ontnam.
En of, toen je daar binnenkwam
je blauwe of bruine ogen sloot.

Was jij alleen die dag
en dacht je, dat er een volgende zou komen
van terugzien en omhelzingen?
Dat de storm misschien voorbij zou
trekken aan jou.

Kon jij zien wie de stilte bracht?
Of het een kolf, een knop
of een kraan was
waarop de kwade hand lag,
die je lippen deed samenknijpen,
je ogen, groen of grijs.

Ongeacht.
Wij slaan nog steeds de onze neer.
Leggen onszelf telkens weer
een zwijgen op waarin wij
samenkomen bij jou.


(in opdracht voor de dodenherdenking van 4 mei 2014 Rotterdam)